- budget
- tijd en ruimte (maat plant?beschikbare ruimte)
- functie van de beplanting (kijk, beleef, begeleidend, gebruik, defensief)
- zorg voor houvast (vaste constanten)
- evt zijn die ontwerpbepalend (div. knipvormen als architectuurplanten)
- zorg voor rustposities, niet alles fleurig/flamboyant (balans) (gras, bodembedekkers)
- let op juiste verhoudingen in grootte van de groepen (in relatie met opp.)
- plafondwerking inbouwen als die er nog niet is
- less is more-begrip relativeren
- bloeitijd/sierwaardeperiode spreiden
- gebruik hoogtecontrasten (dieptewerking)(let op evenwichtige verhoudingen van de diverse massa’s)
- gebruik plantvormcontrasten (opgaand, breed spreidend, los(grassen)
- gebruik bladvorm- en textuurcontrasten
- varieer met bloemvormen (scherm, knoop/bol, aar, pluim, filter en composiet)
- denk ook aan diverse tinten “groen”(m.n. in een groene tuin)
- bloemkleur als laatste (sterk contrast evt. complementair, zwak contrast, harmonie)
- zeker niet te veel contrast (m.n. in kleur) (overstimulatie van het oog)
- herfstkleuren (blad en bessen)
- vergeet het winterbeeld niet (takken, grassen, zaaddozen, “droogbloemen”)
- oplichtende planten voor donkere hoeken (bijv. wit en blauw)
- zonlichtsuggerende planten
- warme kleuren voorin dan wel achterin (resp. in lange en ondiepe tuinen)
- idem voor blad- en plantgrootte (vergelijk bijlage Groei en Bloei april 06)
- (na)zomerbloeiende vaste planten voorin, vroegbloeiers in midden of achter
- planten voor beweging
- geurplanten